Een winterharde vaste plant die tot 30 cm hoog wordt. De plant is semigroenblijvend (hij behoudt niet al zijn blad in koude winters). De bladeren zijn donkergroen en in de zomer verschijnen dichte kransen kleine, witte bloemen. De bladeren hebben een sterke geur.
Gebruik de verse of gedroogde blaadjes bij bonen. Het kan toegevoegd worden aan het kookwater, om de vertering te bevorderen, maar ook net voor het opdienen fijngesneden als smaakmaker. Bonenkruid toevoegen aan kookwater van groenten verdrijft soms de sterke onaangename kooklucht. Ook bij vis, geroosterd vlees, ragouts, worst en gevogelte, al of niet in combinatie met rozemarijn, verrijkt het de gerechten. In een zoutloos dieet is bonenkruid een welkome gast: het zorgt voor een pittige kruidige toets. Bonenkruid is ook op zijn plaats in kruidenazijn en -olie en bij het inmaken van augurken.
Van bonenkruid worden de jonge bladeren en scheuten gebruikt. Scheuten afknippen tot enkele centimeters boven de grond. Als bonenkruid gaat bloeien worden de blaadjes harder, daarom na de bloei alle bloeistengels terugsnoeien. Er zullen spoedig nieuwe frisse scheuten verschijnen. Het snoeisel kun je drogen voor op de barbecue, voor het aroma en het is ook desinfecterend.
Door de eeuwen heen is bonenkruid gebruikt als stimulerend kruid voor lichaam en geest. Het wekt de eetlust op, is spijsvertering bevorderend, maakt gerechten beter verteerbaar, zeker te gebruiken bij koolsoorten en vette vlees- of visbereidingen. Verdrijft flatulentie en helpt bij diarree.