Lavas is een statig weelderig kruid met diepe vlezige wortels dat wel 2 meter hoog kan worden. Hij heeft glanzende bladeren en een selderieachtige geur met schermen onopvallende vaalgele bloemen in de zomer gevolgd door zaden.
Voeg de fijngesneden bladeren toe aan soep, bouillon, stoofpotten, kaasgerechten etc. Lavas mag meegekookt worden. De verse blaadjes kun je versnipperen boven slaatjes. Het is aan te bevelen bij aardappelgerechten, schapenvlees, gevogelte, vis en schaaldieren. Ook kun je het gebruiken in dressing, mayonaise en kruidenboter. De jonge bladstengels kun je konfijten. De zaden zijn geschikt om te verkruimelen op brood en pasteien, rijst en aardappelpuree. De geschrapte wortels gebruik je als groente en/of als smaakmaker bij wildgerechten.
Al vroeg in de lente kun je de bladeren knippen, de smaak is intens, je hebt er niet zoveel van nodig. In de zomer kun je veel blad oogsten en drogen op een luchtige plaats. Als het blad droog en krokant is kun je het bewaren in een afgesloten verpakking. Gedroogde lavas bewaart zijn aroma gedurende de hele winterperiode.
Lavas is inwendig te gebruiken bij spijsverteringsproblemen, koliek en winderigheid. Het zou ook helpen bij blaasontstekingen en nierstenen. Lavasthee werd vroeger gedronken bij reuma. Wetenschappelijk bewijs voor deze claims ontbreekt.
De Romeinen brachten het kruid mee vanuit het Middellandse Zeegebied. De Grieken en Romeinen kauwden op de zaden om de spijsvertering te verbeteren. In de Middeleeuwen namen de Benedictijner monniken deze gewoonte over.